Koning Stefan en zijn zoon Jacob.
Er was eens, heel lang geleden een eenzame
koning. Samen met zijn zoon, de prins Soikor, woonde hij samen in een groot
kasteel. Het kasteel was gelegen in een groot bos waarvan niemand wist dat het
eigenlijk ook echt bestond. De vrouw van koning Stefan was al enkele jaren geleden
overleden. Haar naam was Leona, een rustige knappe vrouw. Toen koningin Leona
overleed was prins Jacob amper vier jaar oud. 15 jaar later was de kleine prins
tot een knappe jonge heer gegroeid. Daarom vond koning Stefan het hoge tijd
worden dat zijn zoon een knappe prinses zou gaan zoeken. De koning gaf zijn
zoon 5 jaar de tijd om zijn droomprinses te vinden. Prins Jacob ging akkoord
met het idee van zijn vader en vertrok diezelfde avond nog op een zwart paard.
Het paard dat hem naar zijn geluk zou leidden. De koning bleef helemaal alleen
na in het grote kaasteel. Hij had uit verveling een grote kalender in elkaar
geknutseld. Zo keek hij elke dag een beetje meer uit naar zijn toekomstige
schoondochter.
Er waren nog maar vijf dagen over en dan zou
het alweer vijf jaar geleden zijn dat zijn enige zoon Jacob vertrok op zoek
naar zijn prinses. De koning begon zijn hoop al op te geven. Tot plots, na nog
twee onrustige dagen te hebben doorgebracht, hij plots de grote poort van zijn
kasteel zag openen. Het was een wachter. Koning Stefan liep naar buiten. De
wachter sprak: "Uw zoon is dood gevonden door een burger. Hij heeft zijn
lichaam begraven en wil niet zeggen waar, het spijt me koning." De koning was
verdrietig maar eigenlijk was prins Jacob een eigen koningkrijk aan het maken en
aan het wachten op zijn droomvrouw.